Mede-eigenaar aansprakelijk voor schade door opstal
Hoge Raad 8 oktober 2010
Een jonge vrouw hing in de tuin bij haar woning een hangmat op aan een gemetselde pilaar. Toen zij in de hangmat lag, is de pilaar kort boven de grond afgebroken en over haar heen gevallen. Zij liep hierbij een hoge complete dwarslaesie op. Zij zal door het ongeval haar armen en benen nooit meer kunnen gebruiken en is voor de rest van haar leven rolstoelgebonden en volledig afhankelijk van de hulp van derden. De vrouw woonde ten tijde van het ongeval samen met haar partner en zij waren gezamenlijk eigenaar van de woning met de tuin waar het ongeval is gebeurd. Zij hadden een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren afgesloten ten behoeve van hen beiden.
Wanneer een opstal een gebrek heeft waardoor schade ontstaat, is de bezitter van de opstal – dat is meestal: de eigenaar – daarvoor aansprakelijk (art. 6:174 Burgerlijk Wetboek). Als bijvoorbeeld een muur van een huis instort en schade toebrengt aan een voorbijganger of bezoeker, is de bezitter van het huis daarvoor aansprakelijk. Zou de (enige) bezitter zelf schade lijden door het gebrek van de opstal, moet hij de schade zelf dragen.
In deze zaak is het de medebezitter die het slachtoffer is geworden van het gebrek in de opstal. Het slachtoffer heeft in een civiele procedure haar partner en via deze de verzekeraar aansprakelijk gesteld voor de schade. De partner van de vrouw en de verzekeraar brachten daar tegenin dat de wettelijke regeling inhoudt dat de vrouw de schade zelf moet dragen, omdat zij zelf medebezitter is van de opstal.
De rechtbank besliste dat de vrouw haar partner als medebezitter kan aanspreken voor de schade ten gevolge van het gebrek van de opstal, ook al was zij zelf medebezitter van de woning. De aansprakelijkheid is volgens de rechtbank beperkt tot maximaal 50% van de schade, omdat de vrouw voor de helft medebezitter is van de opstal. Deze schade komt voor rekening van de aansprakelijkheidsverzekeraar.
Beide partijen stelden cassatie in bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft beide cassatieberoepen verworpen en de beslissing van de rechtbank in stand gelaten. Volgens de Hoge Raad sluit de wet (art. 6:174 BW) aansprakelijkheid van de ene medebezitter van een gebrekkige opstal tegenover de andere niet uit. Het meest redelijk is om die aansprakelijkheid wel te aanvaarden. De gedachte achter deze wettelijke risicoaansprakelijkheid is om een benadeelde te beschermen. Die beschermingsgedachte geldt ook voor een medebezitter. De schade moet worden gedragen door de medebezitters gezamenlijk, ieder voor zijn aandeel in de opstal. De benadeelde medebezitter moet zelf dat gedeelte van de schade dragen dat overeenkomt met zijn eigen aandeel in de opstal. De partner van de vrouw en de verzekeraar zijn hier voor maximaal 50% van de door de vrouw geleden schade aansprakelijk.
Tip: Aansprakelijkheid voor gebrekkige opstallen doet zich ook in de werksfeer voor. Denk aan een vrachtwagenchauffeur die bij een klant uitstapt en zijn voet verzwikt op een gebrekkige oprit. Wanneer de werkgever daarvoor niet aansprakelijk is, kan de klant als eigenaar van de oprit nog worden aangesproken.