Werkgeversaansprakelijkheid letselschade bij workshop rolschaatsen

Werkgeversaansprakelijkheid letselschade bij workshop rolschaatsen

Hoge Raad 17 april 2009

Het slachtoffer betreft een 47-jarige werkneemster werkzaam op de financiële administratie van de onderneming M/V Communicatie. Op vrijdagmiddag 1 februari 2002 organiseert M/VC na werktijd een ontspanningsactiviteit voor haar medewerkers: een workshop dansen op rollerskates. Voor deze workshop huurt ze twee professionele rollerskaters en de rollerskates. De rollerskateles vindt plaats in de kantoorhal van M/VC. De vloer van die hal is van marmer. De werkneemster trekt de rollerskates in de aangrenzende kantoorruimte – waar banken staan en vloerbedekking ligt – aan. Op dat moment zijn al enkele werknemers aan het rolschaatsen maar de rollerskateles is nog niet begonnen. Nadat de werkneemster enkele meters op de rollerskates in de marmeren hal rijdt, komt zij ten val, waarbij zij haar linkerpols breekt. De breuk herstelt, maar er ontwikkelt een posttraumatische dystrofie en de werkneemster geraakt arbeidsongeschikt. Ze dient jegens M/VC een claim in voor dit verlies van haar arbeidsvermogen ad € 223.515,-.

De kantonrechter wijst de vordering af. In hoger beroep wijst het gerechtshof de vordering, voor zover gebaseerd op werkgeversaansprakelijkheid (art. 7:658 BW), ook af: het ongeval heeft zich niet voorgedaan in de uitoefening van de werkzaamheden omdat een voldoende nauwe band tussen uitoefening van de werkzaamheden en festiviteit ontbreekt. Het hof vindt de vordering wèl toewijsbaar op basis van het goed werkgeverschap (art. 7:611 BW), waartoe hij overweegt dat de workshop wel aan het werk gerelateerd was. Het ging immers om een personeelsactiviteit die gehouden werd in de hal van het kantoor van M/VC, M/VC had de activiteit (mede) georganiseerd en had professionele rollerskaters en de rolschaatsen (in)gehuurd. Vanwege deze samenhang tussen activiteit en arbeidsovereenkomst, bestond ten aanzien van die activiteit voor M/VC een op goed werkgeverschap gebaseerde zorg- en preventieplicht. Het hof oordeelt verder dat M/VC onvoldoende heeft gedaan om haar werknemers te beschermen tegen het gevaar van vallen tijdens de workshop. Het rolschaatsen op een marmeren vloer (die glad en hard is) – zonder voldoende houvast – is een risicovolle bezigheid, zeker als tevoren geen beschermingsmiddelen, zoals knie- en polsbeschermers, worden uitgereikt en geen rolschaatsinstructie is gegeven. Het valgevaar is juist aanzienlijk, zeker voor mensen op middelbare leeftijd die in geen jaren aan rolschaatsen hebben gedaan, zoals werkneemster. En het hof oordeelt dat M/VC haar preventieplicht niet na is gekomen door geen aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor de als gevolg van de val geleden schade. Het hof acht M/VC daarom aansprakelijk voor de letselschade en de Hoge Raad bevestigt deze aansprakelijkheid in cassatie.