Vrijwilliger slachtoffer ongeval tijdens evacuatieoefening.

Vrijwilliger slachtoffer ongeval tijdens evacuatieoefening. Scheepswerf aansprakelijk?

Een scheepswerf te Schiedam hield een evacuatieoefening op een door haar gebouwd schip. Het schip diende op deze wijze gekeurd te worden alvorens het mocht uitvaren. Het ging om een oefening waarbij men vanaf het sloependek middels een glijbaan naar beneden glijdt in een groot opblaasbaar reddingsvlot. Met een flyer nodigde de scheepswerf de inwoners van Krimpen aan den IJssel uit om – tegen een vergoeding van € 50,- – aan deze evacuatieoefening deel te nemen. Een deelneemster heeft tijdens de oefening bij het glijden van de glijbaan in een grote opblaasbare reddingsboot, vanaf een hoogte vergelijkbaar met circa acht verdiepingen, haar linkerenkel gebroken. Het letsel is (mede) ontstaan door het bewegen van de reddingsboot waarin zij belandde en een uitstekende rand. De vrouw stelt de scheepswerf aansprakelijk voor haar letselschade.

De rechtbank te Rotterdam oordeelt dat de scheepswerf met de evacuatieoefening een gevaarlijk situatie in het leven heeft geroepen. De vrijwilligers die deelnamen aan de oefening waren daarbij onervaren. Deze onervarenheid kan ertoe leiden dat deelnemers niet voldoende voorzichtig zijn. Daarbij speelt mee dat een groot aantal, circa 200, mensen aan de oefening meededen, waardoor de kans dat één of meer deelnemers onvoorzichtig zou(den) zijn, toenam. Het letsel viel in hoge mate te verwachten bij het uitvoeren van een activiteit als hier aan de orde. Wanneer tijdens een dergelijke oefening over een relatief lange afstand via een glijbaan naar beneden wordt gegleden, valt te verwachten – aldus de rechtbank – dat de voeten en de enkels, die het eerste beneden zijn bij het landen in de reddingsboot een zekere klap krijgen. Letsel aan de enkels is daarbij waarschijnlijk. De gevolgen van het letsel als opgetreden bij de vrouw zijn niet onaanzienlijk. Het gaat om letselschade die naar zijn aard zwaar weegt en in voorkomend geval blijvend letsel kan inhouden.

De rechtbank vervolgt dat de scheepswerf voorzorgsmaatregelen (die voor haar niet bijzonder bezwarend waren) had kunnen treffen die het ongeval hadden kunnen voorkomen. De scheepswerf had tegen het bewegen van de reddingsboot ten opzichte van het schip en het uitsteken van de rand iets moeten en kunnen doen. In elk geval had de scheepswerf concrete waarschuwingen en precieze instructies (al dan niet vergezeld van een demonstratie) kunnen geven. De scheepswerf heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke maatregelen zij heeft getroffen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de scheepswerf onvoldoende maatregelen heeft getroffen om de veiligheid van de deelnemers aan de evacuatieoefening te waarborgen en oordeelt dat het gevaarzettend handelen van de scheepswerf onrechtmatig is. De scheepswerf is daarom aansprakelijk voor het ongeval dat de vrouw is overkomen.

Tip: Om te beoordelen of het gevaarzettend handelen van de scheepswerf onrechtmatig is, betrekt de rechtbank dus de volgende omstandigheden: de aard van de gedraging, de te verwachten ernst van de gevolgen, de bezwaarlijkheid van voorzorgsmaatregelen en de kans op schade. Dit worden ook wel de ‘Kelderluik-criteria’ genoemd, die bij de beoordeling van menig letselschadeclaim kunnen worden toegepast.