Mishandeling “op de werkvloer”
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 30 januari 2018
Deze zaak betreft een werknemer werkzaam voor een autostoelen producent. Hij werkt aan een productielijn van stoelen, waarvan hij de kwaliteit moet keuren. Telkens nadat de werknemer een stoel goedkeurt, moet de kwaliteit van de stoel nog gekeurd worden door kwaliteitsmedewerkers van een extern bedrijf. Met enige regelmaat zijn er discussies tussen de interne en externe kwaliteitscontroleurs over het goed-/afkeuren van stoelen en dat leidt dan tot spanningen over en weer. Op 4 maart 2011 ontstond – laat in de dienst – tussen de werknemer en twee externe kwaliteitsmedewerkers een hoogoplopend incident; een woordenwisseling met spanningen en commotie. Vlak voor het einde van de dienst vindt er in het bedrijfspand nog een incident plaats tussen deze werknemers. Na zijn dienst – om 02.00 uur – is de werknemer naar buiten gelopen. Buiten de deur van de werkplaats, op het parkeerterrein van het bedrijf, krijgt hij een kopstoot van één van de twee andere werknemers en wordt hij geslagen. De werknemer meldt zich hierna ziek en blijft langdurig volledig arbeidsongeschikt. De twee andere werknemers worden door de rechtbank wegens mishandeling veroordeeld tot een werkstraf.
De werknemer stelt zijn werkgever, de autostoelen producent, aansprakelijk voor de letselschade die hij als gevolg van de mishandeling heeft opgelopen. De rechtbank wijst aansprakelijkheid van de werkgever af omdat zij tot onvoldoende verband met de werkzaamheden oordeelt. De werknemer gaat hiervan in hoger beroep.
Het gerechtshof oordeelt dat voor een geslaagd beroep op werkgeversaansprakelijkheid de werknemer dient te bewijzen dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Het hof oordeelt dat hiervan sprake is omdat enkele minuten voor het einde van de nachtdienst onenigheid ontstond, de werknemer vrij snel daarna zijn dienst beëindigde, en hij meteen buiten de deur van de werkplaats is mishandeld.
Vervolgens is de vraag of de werkgever heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. Hierbij slaat het hof mede acht op art. 3 lid 2 Arbowet: “De werkgever voert (…) een beleid gericht op voorkoming en (…) beperking van psychosociale arbeidsbelasting.” Onder psychosociale arbeidsbelasting verstaat art. 1 lid 3 Arbowet: “de factoren direct of indirect onderscheid met inbegrip van seksuele intimidatie, agressie en geweld, pesten en werkdruk, in de arbeidssituatie die stress teweeg brengt.”
Het hof stelt vast dat er bij de autostoelen producent regelmatig discussies en spanningen waren tussen de interne en externe kwaliteitscontroleurs in verband met goedkeuring van stoelen. Er werd op leidinggevend niveau echter weinig, of beter gezegd geen, aandacht besteed aan een vermindering van die spanningen. Enig beleid of maatregelen hierop gericht, ontbraken. Verder acht het hof niet bewezen dat de werkgever na het eerste incident voldoende adequaat handelde om de verhoudingen tussen de betreffende werknemers te normaliseren. Zo is niet vast komen te staan dat de betreffende werknemer, zoals de werkgever beweert, daadwerkelijk na het eerste incident een andere werkplek in de productielijn heeft gekregen. Het hof concludeert dat de werkgever onvoldoende aandacht heeft besteed aan het handhaven van een veilige werkomgeving. De werkgever is daarom aansprakelijk voor de door de werknemer geleden letselschade als gevolg van de mishandeling. Het hof veroordeelt de werkgever in betaling van een voorschot op de schade van de werknemer van ruim Eur 13.000,-
Tip: Voer als werkgever een actief beleid ter voorkoming van seksuele intimidatie, agressie, geweld en pesten!